Heden
Het dorp Lierop ligt ten zuiden van Helmond, in de provincie Noord-Brabant. Tot 1935 was Lierop een zelfstandige gemeente. Nu behoort het tot de gemeente Someren. Op 1 januari 1997 telde Lierop 2161 inwoners. De oppervlakte van de voormalige gemeente bedroeg 2307 ha.
Gezichtsbepalend in het dorp is de kerk. Deze majestueuze koepelkerk naar een ontwerp van Carl Weber werd voltooid in 1892. Het dorp kent een hechte gemeenschap, waar het verenigingsleven bloeit.
Verleden
Peelland in vroeger tijden
In de twaalfde en dertiende eeuw probeerden de hertog van Brabant en de graaf van Gelre hun macht te vestigen in de Kempen en Peelland. De hertog van Brabant wist het gebied rond 1230 in zijn macht te krijgen. Hij stichtte er steden (Einhoven, Sint-Oedenrode en Helmond) en probeerde het gebied aan zich te binden. Kort voor 1155 legde hij vast dat hij juridische zeggenschap had over de bezittingen van de abdijen. Hij stimuleerde lokale heren schenkingen te doen aan abdijen. Zo wist hij de macht van de lokale heren te beperken en de goederen onder zijn eigen invloed te brengen.
In 1120 stichtte Norbertus van Gennep in Prémontré (Noord-Frankrijk) een klooster. In 1121 stichtte dit klooster een dochterklooster in Floreffe, in het graafschap Namen. De abdij van Floreffe stichtte in 1135 op haar beurt een priorij in Postel. Om in hun bestaan te voorzien wierven deze kloosters land en bezittingen. De eerste bezittingen die de abdij van Floreffe in Noord-Brabant wist te verwerven lagen in Lierop. In het document waarin dit werd vastgelegd, wordt Lierop voor het eerst genoemd.
Vroegste vermelding van Lierop
In 1155 schenkt Gerardus de Werd "de halve kerk en de helft van de tiend die hij in het dorp van Lirdob bezit met alle toebehoren van deze kerk en tiend" aan de abdij van Floreffe, en Godefridus van Orbec schenkt "drie hoeven (ca. 48 ha land) van een allodium, die hij in het voornoemde dorp van Lindor wettig in eigendom had".
Mogelijk ontstond Lierop al in de vroege middeleeuwen. Misschien maakte het deel uit van een groot domein dat toebehoorde aan de keizer van het Duitse Rijk en verdeelde de keizer het in de tiende of elfde eeuw tussen het rijkskapittel van Sint-Servaas in Maastricht en de bisschop van Luik, die het op zijn beurt overdroeg aan het Sint-Lambertuskapittel te Luik. Voor het wereldlijk bestuur van hun grondbezit stelden deze kapittels vaak lokale heren als voogd aan. Vóór 1155 waren de kerk en de tiend van Lierop voor de helft in het bezit van Gerardus de Werd en voor de andere helft van de heer van Cuijk. Vermoedelijk waren zij als voogd van het Sint-Servaaskapittel te Maastricht aangesteld en hadden zij zo de hand weten te leggen op bepaalde bezittingen van het kapittel.
Het dorp Lierop
Lierop was een dochternederzetting van Asten. In 1282 ruilden de heer van Asten en de abdij van Floreffe goederen en rechten in Lierop en Asten. Misschien werd Lierop toen al onafhankelijk van de heerlijkheid Asten. Heren van Lierop komen we vóór de zestiende eeuw niet tegen. Mogelijk stond Lierop als bezit van de abdij van Floreffe vanaf 1282 onder rechtstreeks heerlijk gezag van de hertog van Brabant.
In 1328 verkrijgen de inwoners van Lierop van Hertog jan III van Brabant de gebruiksrechten van de gemeenschappelijke gronden. Waarschijnlijk kreeg Lierop toen ook een eigen bestuur.
In 1506 werd Karel V heer van de Nederlanden. Karel probeerde alle Nederlandse gewesten onder zijn gezag te brengen. Het laatste opstandige gewest was het hertogdom Gelre. Maarten van Rossum was als krijgsheer bij de hertog van Gelre in dienst en in die hoedanigheid teisterde hij ook deze streek. In 1543 eiste hij een brandschatting van ƒ1800,00 voor Lierop, Someren en Asten.
In de tachtigjarige oorlog (1568-1648) vormden de steden Helmond en Weert veelvuldig het toneel van een hevige strijd tussen Staatse en Spaanse troepen. In Lierop werd dan weliswaar niet gevochten, maar het dorp had zwaar te lijden onder de in de streek aanwezige legers.
Veel bezittingen in Lierop waren in handen van de abdij van Floreffe. In 1621 werd de priorij van Postel onafhankelijk van de abdij van Floreffe. De priorij bezat in Lierop de hoeven Ten Boomen, Ter Hofstadt, Moorsel, Ten Berge, Ten Eijnde, de Stipdonkse hoeve en watermolen en het Slotje. Toen na de tachtigjarige oorlog Brabant in Staatse handen kwam, werden de goederen van de abdij van Postel in beslag genomen door de Staten-Generaal. In 1740 waren al deze goederen in particuliere handen overgegaan.
In 1672 verklaarden Frankrijk, Engeland, Keulen en Munster de oorlog aan de Republiek. In september van dat jaar werd Lierop geplunderd door een Frans leger dat onder aanvoering van de marquis van Femillée door deze streek trok.
In 1702, tijdens de Spaanse successie-oorlog, waren protestantse troepen 'van onsen staet' in Lierop gelegerd. Een aantal hoeven moesten het daarbij ontgelden. Ongeveer veertig jaar later, tijdens de Oostenrijkse successie-oorlog plunderden Franse troepen enkele hoeven.
Het bestuur van de gemeente Lierop werd gevormd door zeven schepenen, een (kwartier-)schout, twee borgemeesters voor het beheer van de financiën, twee armmeesters voor de armenzorg, twee kerkmeesters die zich bezig hielden met kerkelijke aangelegenheden, een secretaris en een vorster, een soort veldwachter.
In 1778 werd aan de Wertstraat het eerste raadhuis gebouwd. Het behield zijn functie tot 1876, toen het nieuwe raadhuis aan de Van Dongenstraat in gebruik werd genomen. In 1935 verloor Lierop zijn zelfstandigheid. Lierop en Someren gingen samen verder als de gemeente Someren.
De kerk
Asten en Lierop vormden één parochie. De hoofdkerk stond in Asten. Al vóór 1155 kende Lierop een eigen kerk. De patroon van deze kerk was Sint-Salvator. In 1569 kreeg Lierop een eigen pastoor en werd het kerkelijk in grote mate zelfstandig.
Na de tachtigjarige oorlog maakte deze streek deel uit van Staats-Brabant. Het werd een wingewest van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Het werd de katholieken verboden om in het openbaar godsdienstoefeningen te houden. De kerk werd toegeëigend door de Reformatie. In 1650 werd in de Gereformeerde Gemeente van Someren en Lierop een predikant benoemd. Vanaf 1649 gingen de minderbroeders te Weert ertoe over de inwoners van Someren, Lierop, Asten, Mierlo en andere dorpen uit de omgeving voor diensten bijeen te roepen op Bolderdijck. In 1651 liet Magdalena van Egmond als vrouwe van de heerlijkheid Weert voor hen een eenvoudige kerk bouwen op de weg van Someren naar Weert.
In 1664 namen de katholieken op het Achterbroek (huidige Kerkenhuis) een schuurkerk in gebruik. In 1761 gaven de Staten-Generaal toestemming tot vernieuwing en verbetering van die schuurkerk. In 1798 werd de kerk te Lierop 'genaast' t.b.v. de katholieken. Pas in 1821, na verbouwing, betrokken de katholieken hun oude kerk weer. In 1898 werd deze kerk gesloopt, nadat in 1892 de huidige koepelkerk gereed was gekomen.
Bronnen:
Lierop 825 jaar - E.J.K. Brüsewitx e.a., Asten 1980
Lierop, een beeld van een dorp - T. Maes (red.), Lierop 1989